Deze week vond ik bij de Slegte, achter nooit verkochte biografieën van Henk Kroes en Maradona, een boekje van 14 pagina’s zo groot als een ligakoek. Grensbal: officieele spelregels, van de technische commissie van het Koninklijk Nederlandsch Gymnastiek Verbond, uit 1923 – een tijd dat je aan 14 bladzijden genoeg had om een compleet spel te beschrijven.

Grensbal wordt gespeeld door twee teams van zes spelers, in volgorde genummerd, die moeten proberen te scoren door de bal tussen twee palen door te gooien. Het spel wordt gespeeld door om beurten, in de vaste genummerde volgorde, te gooien vanaf de plek waar de worp van de andere partij is gestopt. Het duurt tweemaal 25 minuten, met een pauze van 10 minuten. En, nu komt het mooiste, het wordt gespeeld op een ruitvormig veld met een lange diagonaal van 100 meter.

Daarmee is grensbal een van de voorlopers van handbal, maar heeft het ook elementen van volleybal en dubbeltafeltennis, waarbij ook in volgorde moet worden (op)geslagen. Zover ik weet wordt er nergens meer gegrensbald in Nederland, terwijl het voor onze voetballers toch de ideale leerschool is om in een ruit te spelen. Wie doet er mee? Ik zoek nog 11 idioten en een flinke parkeerplaats.