De Taalstand van 30 juli:

http://www.nporadio1.nl/sportzomer-2016/onderwerpen/367950-de-taalstand-met-jan-beuving

De taalstand van 29 juli:

http://www.nporadio1.nl/sportzomer-2016/onderwerpen/367819-de-taalstand-met-jan-beuving

Tijdens deze zomerweken mag ik – als vervanging van René Appel die op vakantie is – samen met Frits Spits de rubriek ‘de taalstand’ verzorgen op radio 1. De taal van de dag gevat in een rubriek van 10 minuten. Veel sport, veel taal, dus daarom hier de links naar mijn bijdragen.

http://www.nporadio1.nl/sportzomer-2016/onderwerpen/367713-de-taalstand-met-jan-beuving

Advertentie

Vanuit mijn studeerkamer keek ik gisteren naar de parkeerplaats schuin tegenover ons huis. Omdat er zoveel auto’s met vakantie of naar het werk waren, hadden twee jongens vrij spel voor een tamelijk ongebruikelijke sport. Doel was om hun bal zodanig in de boom te schoppen dat hij erin bleef zitten. Als dit gelukt was, was het zaak om de bal met een schoen uit de boom te gooien. Ik kon ze alleen zien en niet verstaan, dus of er ook een puntentelling op nagehouden werd, weet ik niet.

Nu heb ik zelf weleens met een schoen naar een vastzittende bal gegooid, maar nooit omdat de bal met opzet vastgetrapt was. Ik weet wel dat het tamelijk lastig is, maar de jongens waren er redelijk goed in. Maar op zeker moment zat ook een van de schoenen vast, wat tot grote hilariteit op de parkeerplaats leidde. Met de andere schoen werd vervolgens alsnog de bal bevrijd, waarna alleen de schoen nog hing.

Het mooie was dat beide jongens toen samenwerkten. De een met de bal die net uit de boom was gevallen, de ander met zijn schoen. Zo verschoof de wedstrijd van één tegen één naar twee tegen schoen. De schoen bood dapper weerstand, maar verloor alsnog.

Ik was zaterdag op het strand van Scheveningen. Niet om te bakken – mijn lijf is een spiegel; elke straal wordt weerkaatst – maar voor een verjaardag. Het feest vond plaats op het strand naast het beachvolleybalstadion dat ‘s zomers op het zand verrijst. Afgelopen weekend waren daar de Nederlandse kampioenschappen beachvolleybal.

Ik zag geen punt gespeeld worden – daarvoor was ik veel te laat – maar ik kreeg toch een goede indruk van het toernooi. Buiten het centercourt, met een een paar duizend stoelen eromheen, waren op het strand nog wat bijbanen. En buiten de bijbanen waren er nog tientallen beachvelden waar iedereen zo gebruik van kon maken. (De feestgasten hadden die dag ook veel gespeeld, en ik deed nog even mee. Niet gehinderd door enige volleybalervaring, laat staan liefde voor het strand (ik haat zand tussen mijn tenen), speelde ik een potje tot de vijftien. Mijn enige kwaliteit, mijn lengte, verdronk in mijn onkunde. Zondag had ik beurse polsen en spierpijn in mijn schouder. Toch was ik gelijk overtuigd: het is een leuke sport om te doen.)

Naast het stadion hing een enorm canvasdoek, waarop met stift het wedstrijdschema werd bijgehouden. Een Nederlands Kampioenschap in een olympische discipline met het uiterlijk van een biertoernooi. Was alle sport maar zo gemoedelijk.

Als u dacht dat het EK voetbal een vreemd speelschema had, dan heeft u nog niet naar het WK Softbal gekeken. De Nederlandse vrouwen leverden een unieke prestatie door als eerste Europese land de laatste vier te halen, maar minstens even uniek was de toernooiopzet.

Ten eerste deden er 31 landen mee. 31! Voorheen waren het er altijd zestien, maar er werd uitgebreid, en waarom niet naar 31? De UEFA is er heilig bij. Het geheel resulteerde in zeven poules van 4 en één van 3, waarvan de nummers 1 en 2 door gingen. Deze zestien landen verdeelden zich weer in vier groepen van 4. Dan zou je daarna denken: gekruiste kwartfinales, en gaan. Maar nee. De winnaars van de poules speelden tegen elkaar. De twee winnaars daarvan werden halve finalisten, en de verliezers van de winnaars speelden tegen de winnaars van de wedstrijden tussen de nummers 2. Die twee winnaars speelden ook tegen elkaar in de halve finale.

Dan zou je daarna denken: halve finales, finale, klaar. Maar nee. De winnaar van de ‘nummers-1-halvefinale’ ging naar de finale, en de winnaar van de ‘winnende-nummers-2/verliezende-nummers-1-halve finale’ speelde tegen de verliezer van de nummers-1-halvefinale. De verliezer daarvan kreeg brons, en de winnaar speelde om goud in de finale. Bent u daar nog? Nee? Alle begrip.

Schema vanaf de kwartfinales:Schemasoftbalvanaf kwartfinales

Met de wind van gisteren kun je vandaag niet zeilen, zei Ron Jans afgelopen seizoen voorafgaand aan de wedstrijd van van PEC Zwolle tegen ADO Den Haag – een uitspraak die hij geleerd had van FC Groningendirecteur Hans Nijland. De eerdere goede resultaten tegen ADO boden wat hem betreft geen garantie.

Deze wijsheid ten spijt vertrok zeiler Pieter Jan Postma gisteren als eerste Nederlandse sporter naar Rio de Janeiro voor de spelen die pas over twee weken beginnen. Toch begrijp ik Postma wel. Zelf ben ik altijd graag vroeg in de theaters waar ik op moet treden. Niet omdat je je niet in een uur kunt voorbereiden, maar wel omdat je rustig wordt van tijd. Een beetje lummelen met je zender, spullen in de coulissen leggen, je overhemd strijken, dat werk. (Je kunt overigens ook adrenaline krijgen van tijdgebrek; denk aan de Deense voetballers in 1992, en wie weet de waterpolovrouwen nu die bij schorsing van Rusland te elfder ure ingevlogen kunnen worden voor het waterpolotoernooi.)

Ik stel me Postma voor terwijl hij de komende dagen aan zijn boot prutst, het zeil poetst en rondjes vaart op de wind waarvan hij weet dat die straks niet waaien zal. Toch is het fijn om hem door je haren te voelen.

Pieter van den Hoogenband vertelde ooit in een interview dat zijn opa altijd van het slechtste scenario uitging als hij sport keek. Dan kon het alleen maar meevallen. Ik kan me dat heel goed voorstellen, omdat ik zelf ook jaren zo geweest ben. Ik was een ramp om voetbal- of andere sportwedstrijden mee te kijken. Een penalty? Die ging naast. Of erin, als we hem tegenkregen. Een corner tegen? ‘Doelpunt’, riep ik vast. Eerste punt van de tenniswedstrijd verloren? Dat kon niet meer goedkomen.

Gelukkig heb ik dit in de laatste jaren wat losgelaten. Ik ben meer een beschouwer geworden. Liefhebber van het curiosum. Sven Kramer die de verkeerde baan in wordt gestuurd? Het Nederlands elftal dat zich niet kwalificeert? Onmisbare elementen in waarom sport zo meeslepend is: omdat het ook fout kan gaan.

Als Steven Kruijswijk in de sneeuw valt, of Bauke Mollema door het ijs zakt (wat is dat toch, met Nederlanders en bevroren water?), vind ik het vooral zielig voor hen. De tranen van Tom zijn bovendien veel beter verteerbaar als je even daarna naar het kinderdagverblijf fietst. Ik troost mij met de wiskundige zekerheid dat de dag dat een Nederlander wél het podium in een grote ronde haalt, steeds een dag dichterbij komt. Ook gisteren.

Op het ATP-circuit is een man actief met een interessante naam: Jack Sock. Robin Haase kent hem goed; hij verloor op Roland Garros én Wimbledon van hem. (Ik wilde hier schrijven dat Robin Haase zijn meeste tegenstanders kent van een verliespartij, maar dat is tamelijk onmogelijk om uit te zoeken. Hij heeft in elk geval 155 partijen gewonnen en 180 verloren in zijn carrière, maar door wat doublures zou hij meer mensen kunnen kennen die hij verslagen heeft.)

Hoe dan ook: Jack Sock. Een beetje een enfant terrible (zoals Jeff Tarango dat vroeger was), maar het gaat mij hier om de naam: één lettergreep voor en achter. Ik kon zo snel geen tennisser verzinnen met deze eigenschap. Ik liep onze olympische ploeg erop na: Tim Lips rijdt paard, Roel Braas roeit, Li Jie pingpongt, Kyle Stolk zwemt, Wout Poels fietst, Tim Veldt rent baan en Henk Grol doot ju. Zeven mensen op 241 deelnemers, dat is beduidend meer dan één op de 100.

Maar als je de 241 beste tennissers bekijkt, kom je toch aan zes eenlettergrepigen. Met dank aan Yan Bai, Ti Chen, Di Wu, Ze Zhang en Sam Groth. Leuk detail: nummer 242 is James Ward. Maar die doet niet mee, dus.

 

Als je een documentaire of interview ziet over de gebroeders Koeman, dan gaat het vaak over de opgang naar het flatje waar ze woonden in Groningen. Aan weerszijden van het pad naar de centrale voordeur stonden twee ijzeren beugels – om een fiets tegenaan te zetten? Ik weet het niet meer – die voor de broers dienst deden als doeltjes. Op die paar vierkante meter slepen zij hun talent tot het glom. Via Groningen werden ze afzonderlijk Europacupwinnaar bij Mechelen en Barcelona, en samen speelden ze in het enige Nederlands elftal dat het geluk had om een eindtoernooi te winnen.

Er klinkt, vooral uit de mond van nostalgici, regelmatig een klacht dat de generatie die nu opgroeit louter achter de X-box zit, of, als ze nog voetbalt, op het kunstgras niet meer de hardheid van de straat opdoet. Wie het EK nu bekijkt in het licht van onze afwezigheid zou die zwartkijkers nog gelijk geven ook.

Maar zie, gisteren liep ik door het jarenzeventigbeton van mijn eigen wijk, en zag ik op twee stenen huisjes waarin de trappen naar de galerij zitten, drie meter van elkaar, met krijt twee doeltjes getekend. Ertussen speelden twee jongetjes met een bal. Nog 20 jaar wachten, Nederland. Hou vol.

 

%d bloggers liken dit: